Paragrafen

Financiering

In deze paragraaf komen de onderwerpen aan de orde die behoren tot het geldstromenbeleid van de gemeente. Afhankelijk van de hoogte en de verwachte duur van het liquiditeitstekort of –overschot, wordt vermogen tijdelijk of langdurig aangetrokken of tijdelijk uitgezet. Het uitgangspunt bij het aantrekken van vermogen is dat de kasgeldlimiet optimaal benut wordt door indien noodzakelijk zoveel mogelijk kort vermogen aan te trekken. In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) zijn drie wettelijke normen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen.

  1. Tijdelijk overtollige middelen boven een vastgestelde drempel moeten worden aangehouden in de schatkist (van het Rijk). De hoogte van het drempelbedrag hangt af van de omvang van de begroting.
  2. Bij het aantrekken van korte leningen (met looptijd tot 1 jaar) mag het gemiddelde saldo de kasgeldlimiet niet overschrijden.
  3. Het saldo aan aflossingen en renteherzieningen op de bestaande portefeuille lange leningen (met looptijd van 1 jaar of langer) mag in enig jaar niet hoger zijn dan de renterisiconorm.

Deze normen worden in deze paragraaf beschouwd. Ook wordt specifiek aandacht geschonken aan het renterisicobeheer en het kredietrisicobeheer. Daarnaast beschouwt deze paragraaf de interne rente.

Deze pagina is gebouwd op 07/14/2021 13:20:34 met de export van 07/14/2021 11:46:22